Gisteren zag ik op Instagram de #ikbenopen, waarin tot aandacht en openheid over psychische aandoeningen en kwetsbaarheden wordt opgeroepen. Deze hele week staat in het teken van het durven uiten van de eigen psychische kwetsbaarheid, tot het uitspreken van eigen 'butsjes en deukjes', zoals ik ze noem.
Het inspireerde me, de posts die ik zag, las, van mensen die ik ken en hoog heb zitten en van anderen die het durven te laten zien op dit platform, waar het normaliter een vergaarbak van 'perfecte plaatjes' is. En dus postte ik ook een kort berichtje over mijn bekendheid met het wankel staan in het leven. Wat weer mooie reacties opleverde en heel veel hartjes - gek hoe je dan het gevoel hebt opeens een clubje nieuwe vrienden te hebben gemaakt.
Maar wat heb ik nu eigenlijk echt verteld? In een Instagram post kun je niet je hele levensverhaal optekenen - dus bleef het bij een paar zinnen. Genoeg om iets te laten zien, mij solidair te weten met mijn mede-piekeraars, maar te weinig om echt te spreken van openheid van zaken. Het verhaal is zoveel meer dan die paar woorden (natuurlijk). Dus wat schreef ik niet? Dat ik mij altijd sterker voor heb gedaan dan ik ben, omdat ik niet wilde laten zien dat ik mij verdrietig, angstig en onvast voelde. Dat ik opgroeide in een gezin waar mijn vader heel vaak depressief was en alles in huis om dat gegeven draaide. Dat ik zo bang was net zo te worden als mijn vader, dat ik alle zorgelijke en angstige gevoelens verborg achter een masker van humor, stoerheid en onverschilligheid. En hoe dat voor lange duur in mijn leven bepalend is geweest, van een overlevingsstrategie naar een hardnekkig patroon, wegduwend wat eronder lag aan gevoeligheden en angsten.
Ik heb in heel wat donkere uurtjes demonen weggejaagd en me afgevraagd of ik de ochtend nog zou halen - zo erg was de paniek, de ademnood en de verslindende angst. Overdags was ik een redelijk functionerend wezen, heel handig manoeuvrerend langs de afgronden van de angst, 's-nachts kwam de geest uit de fles. Natuurlijk kun je dat niet alleen met ontkenning, wilskracht en afleiding wegdrukken, natuurlijk voed je daarmee alleen maar het monster. Wist ik veel, het alternatief was veel erger, was een no-go area: erover praten met anderen. Als er iets was wat ik had geleerd van vroeger, was dat ik het zelf op moest lossen, mijn eigen heldin moest zijn.
Ik groeide dus op met een lieve vader die het zwaar had gehad in zijn jeugd en belast was met een depressief gen, waarvoor hij meermalen werd behandeld in inrichtingen en ziekenhuizen. Tussendoor was hij thuis, had hij ook goede periodes maar altijd weer kwamen de slechte terug. Mijn moeder was moe, van de zorgen, het gewicht van een depressieve partner, van altijd de sterke moeten zijn. Ze deed haar best, maar was er niet altijd voor ons. Ze wilde liever niet dat we 'de vuile was buiten hingen', ook al zei ze dat niet met zoveel woorden. 'Ga maar gewoon naar school', zei ze als het weer eens zover was. Ik probeerde het leven dus maar 'gewoon' te leven, terwijl het helemaal niet 'gewoon' voelde. Al heel jong kreeg ik gekke angsten, tenminste: ik kende niemand die hetzelfde had dus ik vond het zelf ook maar raar - en daar begon gelijk ook het grote zwijgen want daarmee begon ook de schaamte. Ik vond het eng om in een overdekt winkelcentrum te lopen, ik wilde vluchten, naar buiten. Ik was niet veel ouder dan 10 en mijn vriendin giebelde van winkel naar winkel en was absoluut niet voornemens om op te schieten - ze had geen flauw benul van mijn uitslaande zweetaanval en ik was zeker niet degene die het haar ging vertellen. Nu zijn overdekte winkelcentra nog wel te vermijden, maar lastiger werd het toen ik ook paniekaanvallen in restaurants, bioscoopzalen en klaslokalen kreeg. Gelukkig gingen we nauwelijks uit eten en kon ik in de klas wel een plekje kiezen dichtbij het raam, je wordt al snel heel handig in dit soort dingen.
Ik was eigenlijk constant zenuwachtig, ik trilde en dat vond ik natuurlijk ook vreselijk, dus ook dat probeerde ik te verbergen. Als er al iemand iets opmerkte of er iets over zei, had ik een arsenaal aan smoesjes en als dat niet hielp, zorgde ik er gewoon maar voor deze persoon niet meer te ontmoeten.
Mijn vader overleed op mijn 17e. Er was verdriet, maar ook opluchting. Thuis werd het luchtiger. Maar ja, die angsten waren natuurlijk niet zomaar weg. Integendeel, het werd erger en erger. Nu had ik wel een 'excuus': het was iets gemakkelijker om wat van mezelf te laten zien door de kiertjes die ikzelf zorgvuldig aanbracht en regisseerde: ik gaf een beetje van mezelf, maar het grootste, het diepste en het zwartste bleef onder de zoden. Zelfs bij de therapeuten die ik opzocht in de loop van de jaren, bleef ik keurig wat behoedzaam uiten terwijl 'het echte' mooi verborgen bleef, een stukje toneelspelen was me al eigen geworden. Het was mijn toneelstuk, ik bleef in charge. Het hielp natuurlijk geen fluit.
Zo modderde ik wat aan tot mijn moeder 8 jaar later overleed waarna er nog meer ups and downs volgden, ik ook nog in een moeilijke relatie met een alcoholist terecht kwam (kon ik daar tenminste de spotlights op richten en de 'sterke' van de twee zijn, opnieuw een goed werkende strategie), en pas later de man waar ik nu nog mee ben ontmoette (waar ik nog steeds heel blij en gelukkig mee ben) Ik was ondertussen in de 30, en nog steeds stond ik te wiebelen en miste ik het veilige gevoel, een vaste bodem. Jaren van zelfonderzoek (ik kwam erachter dat ik een vorm van hooggevoeligheid heb, wat oa verklaarde dat ik zo moe werd van alle sociale contacten, volle agenda's en social media), zelfhulpboeken (tegenwoordig: podcasts!), cursussen, inspirators, methodes, therapie; het bracht inzichten en meer compassie voor mezelf, maar het voelde nooit als af, klaar. Er bleef een diepe laag van angst tot diep in mijn cellen, daar groeide ik in al mijn volwassenheid niet zomaar overheen.
Ik kwam erachter dat er een rode lijn te ontwarren was. Twee peilers die duidelijk aangaven wanneer ik over een randje kukelde. De ene peiler was de adem. Hyperventilatie, dat was al vroeg de diagnose en dat was een chronisch probleem geworden, waardoor ik allerlei andere klachten ontwikkelde zoals overal onverklaarbare pijntjes en ontzettende moeheid. Mijn neiging naar hypochondrie vierde enthousiast feest - ik heb mezelf heel wat ziektes onterecht toegekend. En dan was er nog de andere indicator die aangaf dat het tijd was voor meer zelfzorg (lees: pauzes, rust, legere agenda, de natuur opzoeken en zachte yoga & mindfulness): slapeloosheid. Of het nou de kip of het ei is: het niet kunnen slapen, het nachten wakker liggen in het donker, de onrust over het moéten slapen, het werkt als een vicieuze cirkel. Zodra ik merk dat adem en slaap uit balans raken, weet ik genoeg. Dan is er (zacht en liefdevol!) werk aan de winkel.
En ja, gelukkig kwamen er steeds meer rustigere fases, ontmoette ik een geweldige man en kreeg ik een stabiele relatie, een prachtige dochter, dat alles gaf me zelfvertrouwen en rust.
Toch...
Is het wel iets waar je ooit helemaal 'overheen' komt? Nu ben ik 53 en nog steeds zijn er periodes, gevoed door onrust, prikkels of door 'het leven', waarin ik mij heel klein en kwetsbaar voel, en ik me nauwelijks voel opgewassen tegen de waan van de dag. Gegroeid ben ik in hoe ik hiermee omga, misschien wel juist door het besef dat het ook bij mij hoort en dat het altijd een gevoeligheid zal blijven (én dat daar niets mis mee is!). Nog steeds kan ik nachten wakker liggen met malende gedachten en een kloppend hart, nog steeds zijn er momenten dat de adem hoog zit, mijn buik gespannen is en ik de tintelingen overal in mijn gevoelige lijf voel - het is geen kwestie van 'overheen groeien', het de baas worden, het overwinnen. Het is een diep deel van mijzelf, een vroeg gemis aan veiligheid dat zich tot diep in mijn vezels heeft vastgezet in mijn lichaam en dat een herinnering is die met enige regelmaat weer opgeroepen wordt en zich dan moet uiten - het kan niet anders! Het hoort bij mij, en het houdt niet in dat ik daardoor niet functioneer, geen mooi leven heb, niet gelukkig kan zijn. Dat kan dus allemaal wél! Het voelt al lang niet meer zo hopeloos als toen, zelfs niet als een paar jaar geleden. Ik heb meer tools om ermee om te gaan en ik zorg beter voor mezelf, dat kan ik nu en dat helpt. Binnenkort ga ik trouwens wel weer in therapie, want er blijft altijd weer iets te schaven, iets te winnen. Wat dat betreft is het inderdaad nooit af.
Ik weet ondertussen dat ik lang niet alleen ben. En dat het begrijpelijk is, menselijk. En dat iedereen zo z'n kwetsbaarheden heeft, en dat maar weinigen zonder kleerscheuren door het leven komen. Angst, somber voelen, pijn, voor velen is het de realiteit van de dag. Erover praten en hulp zoeken is ontzettend belangrijk, nog te vaak houden we een masker voor. Ik ook trouwens, want het is niet leuk/gezellig om het ware beeld altijd naar buiten te brengen. En ik ben ook blij dat ik zo geoefend ben in het verbergen van mijn kwetsuren, want soms helpt het de goede kant op door 'de knop om te zetten' en de dag toch in te gaan. Om te merken dat het soms een uurtje later alweer anders voelt, want ook dat kan. Maar daar een gewoonte van maken, het niet praten uit schaamte of het willen ophouden van een perfect beeld, dat moet niet, dat maakt het probleem alleen maar erger. Ook wat dat betreft is #ikbenopen een eye-opener! We mogen er gewoon over hebben, en we mogen er gewoon zijn!
Opmerkingen